In 2012 is het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht van start gegaan. Onderdeel van het wetgevingsprogramma is het wetsvoorstel modernisering van de faillissementsprocedure, welk voorstel op dit moment in internetconsultatie is.

Het moderniseren van de faillissementsprocedure is geen overbodige luxe. De huidige procedure stamt namelijk uit 1896(!). Een tijd waarin internet en elektronische communicatie nog ondenkbaar waren. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld in het feit dat de Faillissementswet steeds fysieke bijeenkomsten voorschrijft, bijvoorbeeld voor de verificatievergadering. Het wetsvoorstel voorziet in vergaderingen langs elektronische weg. Ook wil de wetgever zorgen voor een verbeterde informatievoorziening richting schuldeisers en andere betrokkenen, door bijvoorbeeld de beschikking van de rechter-commissaris tot ontslag van het personeel standaard in te schrijven in het (openbare) faillissementsregister. Met deze wijzigingen wordt de Faillissementswet aangepast aan de huidige tijd. Ik juich deze ontwikkelingen alleen maar toe.


Er zijn echter ook voorgestelde wijzigingen waar ik wat kritischer naar kijk. Zo bepaalt het wetsvoorstel dat de curator vorderingen van schuldeisers voortaan zelf op de lijst kan plaatsen, dus zonder dat de schuldeiser haar vordering bij de curator heeft ingediend. Volgens de wetgever bestaat er onder curatoren een behoefte om zelf vorderingen van schuldeisers op de lijst te kunnen plaatsen, met name bij grotere faillissementen, waarbij de boekhouding op orde is. De schuldeisers mogen er evenwel niet vanuit gaan dat de curator de vordering voor hem indient, aldus de wetgever. Plaatst de curator een vordering ten onrechte op de lijst, dan kan deze op de verificatievergadering worden betwist.

Het wetsvoorstel introduceert bovendien een uiterste termijn waarbinnen vorderingen moeten worden ingediend. Het doel van deze termijn is om de snelheid van de procedure te bevorderen. Als hoofdregel zal er een termijn van 13 maanden gelden, echter de rechter-commissaris heeft een discretionaire bevoegdheid om deze termijn te verlengen of te verkorten. Met name in faillissementen van privépersonen, waarin doorgaans minder werkzaamheden hoeven te worden verricht, kan verkorting van de termijn wenselijk zijn. De termijn is in beginsel fataal, al bevat het wetsvoorstel wel een uitzondering voor gevallen waarin een schuldeiser redelijkerwijs niet in staat was de vordering binnen de genoemde termijn in te dienen. Aan deze uitzondering zal echter niet snel zijn voldaan.

In mijn praktijk heb ik het nooit als gemis ervaren dat de curator niet zelfstandig vorderingen van schuldeisers op de lijst mag plaatsen. Sterker, mijn verwachting is dat curatoren van deze mogelijkheid zelden tot geen gebruik zullen maken. Als de curator aan de hand van de administratie van de failliet vorderingen op de lijst plaatst, geeft hij daarmee impliciet een oordeel over (de betrouwbaarheid van) die administratie. Een vordering uit hoofde van schending van de administratieplicht ligt (in het algemeen) niet in de rede wanneer de curator de administratie blijkbaar wel voldoende betrouwbaar vindt om de daarin opgenomen vorderingen van schuldeisers over te nemen. Wanneer de curator vorderingen uit de administratie heeft overgenomen, dan zal de (bestuurder van de) failliet deze vorderingen op de verificatievergadering niet betwisten. Daarmee zou hij immers aangeven dat zijn administratie niet klopt, waarmee de deur open wordt gezet naar een bestuurdersaansprakelijkheidsvordering.

Denkbaar is de situatie dat de termijn voor het indienen van vorderingen is verstreken en er nadien nog een schuldeiser boven water komt. Kan deze schuldeiser de curator een verwijt maken omdat de curator zijn vordering niet ambtshalve heeft geplaatst? En maakt het dan nog verschil of de curator zich in de faillissementsverslagen positief of negatief over de administratie heeft uitgelaten? Hier lijkt nog onvoldoende over te zijn nagedacht.

Eerlijk is eerlijk, het wetsvoorstel formuleert de mogelijkheid van de curator om zelfstandig vorderingen op de lijst plaatsen als een bevoegdheid, niet als een verplichting. Ik ben er evenwel geen voorstander van een nieuwe bepaling te introduceren, wanneer bij voorbaat duidelijk is dat deze in de praktijk geen meerwaarde zal hebben. Gelukkig biedt de internetconsultatie mij de kans om deze kritiek te uiten. Voor het overige verwelkom ik de Faillissementswet graag in de 21e eeuw.