Als je het niet eens bent met het vonnis van de rechtbank, kun je in hoger beroep bij het gerechtshof. Jaap schreef hierover eerder in dit blog. Daarin legde hij ook uit, dat de uitspraak van het gerechtshof behoorlijk lang op zich kan laten wachten. Langer dan een jaar is geen uitzondering. Dit komt door de werkdruk en onderbezetting bij de gerechtshoven.

Van 2016 tot en met 2018 werd tegen 35 procent van de vonnissen van rechtbanken (die niet door de kantonrechter maar door de civiele rechter bij de rechtbank zijn behandeld) in hoger beroep gegaan. Dat is veel meer dan bij kantonzaken door het grotere financiële belang van de zaak; men is minder geneigd om het erbij te laten zitten, er staat meer op het spel.1

De appellant
De partij die het hoger beroep heeft ingesteld heet “appellant”. De appellant geeft in een schriftelijk processtuk, de memorie van grieven, aan tegen welke exacte punten uit het vonnis van de rechtbank hoger beroep wordt ingesteld. Dit kunnen zowel feitelijke als juridische overwegingen van de rechtbank zijn. De andere partij (“geïntimeerde”) mag daarop schriftelijk reageren in een memorie van antwoord. Na eventuele bewijsopdrachten, getuigenverhoren en/of pleidooi, volgt het arrest. De uitspraak van het gerechtshof.

Het arrest
Dat is spannend voor beide partijen. In 2009-2010 leidde hoger beroep er in ca. 38% van de gevallen toe, dat het gerechtshof in hoger beroep het vonnis van de rechtbank vernietigt en alsnog een andere uitspraak doet. Het kan dus zeker lonen om in hoger beroep te gaan als het vonnis van de rechtbank je niet bevalt. In ca. 42% van de gevallen werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, dat wil zeggen dat het vonnis in stand blijft.

In het arrest zal het hof in beginsel over de hele zaak zoals die bij de rechtbank voorlag, opnieuw moeten beslissen. Dit is de zogeheten ‘devolutieve werking’ van het hoger beroep. Voor de appellant wordt die werking beperkt door de verplichting om grieven aan te voeren, zoals hiervoor al beschreven. Voert appellant tegen bepaalde beslissingen van de rechtbank geen grieven aan, dan hoeft het hof ook niet meer te kijken naar wat de appellant over die eerdere beslissingen heeft gezegd bij de rechtbank. Voor de geïntimeerde ligt dit anders. Als deze zich kan vinden in de uitspraak van de rechtbank hoeft hij geen hoger beroep in te stellen. Hij of zij is daarom niet verplicht grieven aan te voeren tegen eindbeslissingen die de rechter in eerste aanleg in zijn nadeel heeft genomen. In beginsel worden alle stellingen die geïntimeerde bij de rechtbank heeft ingenomen, automatisch overgebracht naar het hoger beroep.

Het gerechtshof zal in haar arrest uitgebreid de grieven van appellant en wat geïntimeerde daartegenin heeft gebracht moeten bespreken. Daarbij kunnen zoals gezegd zowel feitelijke als juridische overwegingen aan de orde komen. Op basis daarvan moet het hof uiteindelijk beslissen of zij het vonnis van de rechtbank bekrachtigt of vernietigt. Als het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt, zal zij zelf opnieuw uitspraak doen en dus een nieuwe beslissing nemen. Bij bekrachtiging blijft het vonnis van de rechtbank in stand.

Cassatie
Mocht een van de partijen het niet eens zijn met het arrest van het hof, dan is er nog cassatie mogelijk bij de Hoge Raad. Dit kan alleen op juridische gronden, omdat de Hoge Raad niet over de feiten oordeelt, maar daarover meer in een later blog.



1. Bron:https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/kengetallen-2018.pdf