De krantenkoppen stonden de afgelopen week vol met faillissementen in de zorg, waaronder Co-Med. Een zorgfaillissement is zeer ingrijpend en heeft grote gevolgen. Helaas zijn zorgfaillissementen de laatste tijd meer voorkomend en hebben curatoren veel botsende belangen waar zij rekening mee moeten houden. Een goed voorbeeld zijn de medische dossiers. Hoe zit dat eigenlijk?

Ontbreken wetgeving
Momenteel ontbreekt er voldoende wetgeving voor faillissementen met omvangrijke maatschappelijke gevolgen (Bankroet Co-Med vraagt om wetgeving voor faillissementen met grote maatschappelijke impact - Universiteit Leiden). De curator heeft namelijk de primaire taak om zich te richten naar het belang van de gezamenlijke schuldeisers. En dat kan bij zorgfaillissementen schuren. In het geval van Co-Med is er momenteel veel opspraak omdat de curator van Co-Med betaling van ‘goodwill’ eist voor het verstrekken van medische dossiers aan huisartsen die een eigen praktijk starten om de zorg voor oud-cliënten van Co-Med voort te kunnen zetten. Huisartsenzorg is zeer belangrijk en kan levensreddend zijn (voorschrijven medicatie, doorverwijzen naar het ziekenhuis etc.). In dat verband gaan, naar mijn mening, de maatschappelijke belangen vóór op de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Het is de taak van de curator om de continuïteit van zorg te waarborgen. In dit geval moet dat via het gratis verstrekken van de medische dossiers aan de andere huisartsen. Het vragen om een ‘goodwill’ vergoeding is, gelet op de maatschappelijke belangen en het belang van de continuïteit van zorg, niet op zijn plaats.

De afgelopen jaren zijn in de praktijk en in de rechtspraak voorbeelden geweest waaruit volgt dat een maatschappelijk belang dan wel moet worden meegewogen. Bij faillissementen in de zorg staat over het algemeen de zorg voor de cliënten vooraan, met name als dat levensreddend kan zijn. Ons kantoor wordt regelmatig aangesteld in zorgfaillissementen. Wij constateren steeds vaker dat wettelijke kaders voor enkele praktische onderdelen van een zorgdossier ontbreken. Een voorbeeld is de AVG. Het is niet mogelijk om zonder toestemming van de patiënt, patiëntgegevens over te dragen (‘te delen’) met een andere zorgaanbieder. Momenteel ligt er een voorstel voor een nieuwe Verzamelwet persoonsgegevens, waarin een wettelijke grondslag voor de curator wordt gecreëerd om persoonsgegevens te mogen verwerken en over te dragen ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement.

Een meer prangend voorbeeld zijn de medische dossiers. Bij een faillissement van de zorgaanbieder gaat de wettelijke bewaarplicht en de wettelijke plicht tot het verstrekken van de medische dossiers (tot 20 jaar) over op de curator. Wie daarvoor vervolgens moet betalen, bijvoorbeeld in het geval van hardcopy dossiers of ook elektronisch beschikbare dossiers, is niet duidelijk. Zorgverzekeraars, gemeenten en de overheid wijzen naar elkaar en zij wijzen vaak weer naar de curator. Als de curator echter een lege boedel heeft, dan is het niet mogelijk om aan derden geld te betalen voor de opslag van die dossiers. Zij zullen dat niet gratis doen. Moeten de medische dossiers dan op straat gezet worden? Dat lijkt ons zeer onwenselijk. Verder duurt een faillissement enkel bij hoge uitzondering 20 jaar. Wie moet de medische bewaarplicht op zich nemen wanneer het faillissement is opgeheven? Daarnaast, het verstrekken van gearchiveerde medische dossiers kost ook geld. Iemand met kennis moet de medische dossiers doornemen en gereedmaken voor afgifte. Bij een hardcopy dossier is dat op een beveiligde locatie opgeslagen en worden kosten gemaakt om het dossier te vinden en voor afgifte gereed te maken. Dat heeft Floris Dix reeds vaker gesignaleerd in diverse kranten, waaronder de Telegraaf (Cliënten van failliete GGZ-instelling moeten betalen om eigen medisch dossier terug te krijgen | Geld | Telegraaf.nl). Daar ligt een taak voor de Rijksoverheid om sluitende afspraken te maken over de bewaarplicht en kosten bij medische dossiers. Want moeten die kosten gedragen worden door de gezamenlijke schuldeisers, of door de desbetreffende oud-cliënt? Ik vraag het me af. Dergelijke aspecten en kosten hebben een puur maatschappelijk karakter en zouden, mijns inziens, gedragen moeten worden door de Rijksoverheid dan wel de zorgverzekeraars, ten behoeve van de (oud-)cliënten.

WCO 1 en instructiebevoegdheid IGJ
Momenteel ligt bij de wetgever de Wet continuïteit ondernemingen I (WCO I) bevroren. De WCO I is een concept wet waarmee de mogelijkheid voor een ‘stille periode’ wordt gecreëerd bij naderende faillissementen van ondernemingen met een maatschappelijk karakter, specifiek de zorg. De bedoeling is dat een zorginstelling in financiële moeilijkheden zich kan melden bij de rechtbank en dat vervolgens een beoogd bewindvoerder/curator wordt benoemd om een mogelijk faillissement gecontroleerd te laten verlopen, zonder dat derden bekend zijn met een faillissement. Zo kan in betrekkelijke rust de overdracht van zorg onderzocht worden per faillissementsdatum, of kunnen er afspraken gemaakt worden met belangrijke dienstverleners. Dit ter voorkoming van mogelijke noodsituaties als het faillissement wordt uitgesproken en belangrijke diensten per faillissementsdatum worden gestaakt.

Met een stille periode kan een zorgfaillissement, in ieder geval voor de cliënt, over het algemeen beter worden afgewikkeld en worden de activiteiten gecontroleerder – indien nodig – tijdelijk voortgezet.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft een wettelijke instructieplicht bij de huisartsenzorg om medische dossiers van de ene aanbieder toe te wijzen aan de andere aanbieder, die dat dan ook moet overnemen. Momenteel is bij Co-Med discussie over of en hoe die bevoegdheid na datum faillissement aanwezig is. Bij niet-huisartsenzorg is deze wettelijke bevoegdheid er niet. Indien een andere zorgaanbieder bij een doorstart niet de medische dossiers wil overnemen (vanwege te hoge kosten bijvoorbeeld!), dan kan de curator dat niet afdwingen. De IGJ of een andere partij ook niet. Ik zou willen bepleiten dat voor de medische dossiers de IGJ of de Nederlandse Zorgautoriteit de bevoegdheid krijgt om de bewaarplicht en het verstrekken van de medische dossiers dwingend bij een andere zorgaanbieder te kunnen leggen.

Wetgever: doe er iets aan!
Wat mij betreft staat de uitdaging bij Co-Med niet op zichzelf en moet er landelijk nieuwe wetgeving komen om – in ieder geval – bij zorgfaillissementen adequatere wetgeving en mogelijkheden te geven voor de curator, maar ook voor de toezichthouders om een gecontroleerde afwikkeling, beëindiging dan wel overdracht van de zorgactiviteiten te kunnen bewerkstelligen.